Seniorendag 6 juni 2019

Met een opkomst van ruim 70 personen, was ook dit jaar weer een geslaagde Seniorendag en wel voor de 21e keer. Frans heette iedereen welkom en had een speciaal woord voor Hennie Koppers. Hij constateerde dat er gelukkig weer enkel nieuwe gezichten waren; altijd fijn mensen te zien, die terugkeren naar het eigen stekkie: ons mooie Harmelen. Hij wees nog eens op ons motto: Je komt niet alleen voor jezelf maar ook voor een ander, die jou graag hoopt te ontmoeten.Echter zoals ieder jaar, moeten wij helaas ook nu weer bezoekers aan deze dag missen. Bekend of minder bekend, waren ook zij eens of meerdere keren aanwezig op donderdag. Hij noemde hierbij onder andere: Siem Honselaar, Bep Vianen, Hans Stelling en Ans Koppers.De zoon van een topvoetballer komt thuis na de examens. En hoe is het gegaan? vraagt de voetballer. "Goed"; antwoordt de zoon: Mijn contract met de vijfde klas zal worden verlengd!
Ook wij als comité zijn weer voor een jaar gecontracteerd; ja, logisch zult u zeggen, anders waren wij en u hier niet geweest.Maar nog mooier is: ons comité is uitgebreid. Weet u het nog van vorig jaar toen onverwachts een briljant optreden volgde van Ad Hendriks over de levensmiddelenwinkel van zijn ouders aan de Putkop?Ja, juist, die Ad heeft te kennen gegeven deel uit te willen maken van ons comité en daar zijn wij heel blij mee. (applaus) .
 

En nu vandaag"de bijdrage aan de seniorendag 2019 gaat over de oorlogservaringen van een nog maar 15-jarige jongen als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt en hoe hij zich later ontpopt als een hard werkend, bescheiden en geslaagd ondernemer in Harmelen.
En wie kan dit beter aan u overbrengen dan onze Ad.
Het woord is aan Ad Hendriks.
Aansluitend aan het verhaal van Ad wist Frans de aanwezige middenstanders te bewegen het verhaal van hun bedrijf aan ons te vertellen, zelf of aan Ad. Benaderd hiervoor werden Martin Broekhuizen, Floor van Veen en Hennie Derks, welke in principe hiervoor wel bereid waren.

 

Het is vandaag, 6 juni 2019, wel een heel bijzondere dag. Het is precies 75 jaar geleden, dat de bevrijding van Europa in gang werd gezet en dus indirect ook de bevrijding van Nederland. Zo’n 10.000 soldaten van de geallieerden verloren hun leven bij de invasie op Normandië. En over de  verliezen van de duitsers lopen de schattingen uiteen  van 4.000 tot wel 9.000 slachtoffers. Ik wilde hier toch even bij stilstaan, aangezien mijn bijdrage aan de seniorendag 2019 gaat over oorlogservaringen van een nog maar 15 jarige jongen als de tweede wereldoorlog uitbreekt; en hoe hij zich later ontpopt als een hard werkend, bescheiden en geslaagd ondernemer in Harmelen. En geheel los daarvan zal ik jullie weer een paar op zichzelf staande, al dan niet waar gebeurde verhalen vertellen.

Ik begin met een mop; een mop in 4 bedrijven:

Het 1e bedrijf: er zit een man met zijn hoofd in zijn nek de krant te lezen. Ik zeg tegen hem, dat moet je niet zo doen, maar ga er lekker voor zitten; dat leest veel makkelijker.    Hij zegt: “lees jij of lees ik”.

Het 2e bedrijf: er zit een man op z’n knieën te vissen.   Ik zeg tegen hem, dat moet je niet zo doen, maar ga er lekker voor zitten, dat vist veel fijner.   Hij zegt: “vis jij of vis ik”.

Het 4e bedrijf: (als er iemand zegt 3e bedrijf): “vertellen jullie of vertel ik.

Er komt een mooie vrouw bij de tatoeëerder, die vraagt of hij een vogeltje op haar knie kan aanbrengen.  

Ja zegt de man, dat kan maar deze week krijgt u het voor de helft van de prijs, als u een giraf laat zetten

Het is in het begin 1940 als de oudere broer van onze hoofdpersoon in verband met de mobilisatie wordt opgeroepen voor de militaire dienst; zijn broer was op dat moment agrarisch medewerker.    Het betekende een financiële aderlating voor het gezin, waar hij deel van uitmaakte. Iedereen moest voor zover mogelijk bijdragen aan het gezinsinkomen. Onze jongeman, amper 15 jaar oud, moest de plaats van de militair invullen; met andere woorden:  ook hij werd agrarisch medewerker, bij een veeboer op slechts 100 meter afstand van het ouderlijk huis.    Voor die tijd waren de verdiensten niet eens zo slecht; het weekloon bedroeg fl 11,-; omgerekend naar euro’s is dat € 4,99 per week.

Er was dan wel sprake van een 6-daagse werkweek en werkweken van 57 uur.   Omgerekend kwam het uurloon dus uit op € 0,0875 (achtdriekwart)eurocent.

Op mijn vraag wat wilde je eigenlijk worden, kreeg ik als antwoord “je had niets te willen; mijn ouders met een klein melkveebedrijfje hadden 9 kinderen; dus zodra het kon, hup aan het werk en mee zorgen voor  brood op de plank”.

Het dienstverband was maar van korte duur.   In mei 1943 moesten alle mannen van 18 tot 35 jaar zich verplicht melden voor de “Arbeidsinzet”.   “Op hen, die pogen te ontvluchten of weerstand te bieden, zal worden geschoten” stond op het bevel van de Duitsche Weermacht te lezen. Door de “Arbeitseinsatz”ontstond een door de bezetter opgezet  systeem van  gedwongen arbeid ; inschakeling in de Duitse oorlogseconomie van arbeiders uit de bezette gebieden tijdens de Tweede Wereldoorlog.   De aantallen waar geschiedschrijvers het over hebben lopen uiteen van bijna 8 miljoen tot wel meer dan 20 miljoen burgers en oorlogsgevangenen die onder dwang werden tewerkgesteld.

Het verzet in Nederland is er tegen dat mannen naar Duitsland gaan en roept op tot:  niet melden.   Om te voorkomen dat onze hoofdpersoon  als dwangarbeider naar Duitsland gedeporteerd zou worden dook hij onder op een onderduikadres in Leusden.   Het ging slechts 2 maanden goed.    Zijn aanwezigheid daar werd verlinkt, waardoor hij in de gevangenis van Scheveningen belandde.    De afmetingen van de cel waarin hij met nog drie andere gevangenen werd opgesloten, drukte Johan uit in trottoirtegels van 30 bij 30 cm: 6 tegels breed en 11 ½ lang; dus een afmeting van ongeveer 1,8 meter breed en 3,4 meter lang;net iets meer dan 6 vierkante meter, dus zo’n 1,5 m2 per persoon.                              

Na een gevangenschap van 4 maanden wordt Johan overgeplaatst naar Kamp Amersfoort; dit was een transit-strafkamp voor uitzending naar Duitsland.   Kampbeulen als de SS’er Kotälla maakten er de dienst uit en werden door niets in hun wreedheid beperkt. Johan vatte zijn verblijf daar als volgt samen: “ik heb daar teveel meegemaakt, gezien en gehoord om te verwoorden; het was daar zo heftig Ab; en wat er verder in de wereld gebeurde ging aan je voorbij, want je was alleen maar bezig om te overleven”.

Twee maanden later wordt Johan “uitgeroepen” voor transport naar Oost-Duitsland; hij kwam echter niet verder dan Moers in de buurt van Oberhausen.  Achteraf bezien “geluk”; het werd een interne plaatsing op een boerderij.

Later volgden nog meer overplaatsingen naar gevangenissen in Anrath, Krefeld en een houten barakkenkamp in Willich.   Op 1 maart 1945 maakte Johan in Willich de bevrijding mee. Na omzwervingen kwam hij drie maanden later weer in Harmelen aan. Als de oorlog is afgelopen begint het echte werk. De eerste liefde voor de fruitteelt doet Johan in Leusden op, als hij gaat werken bij een fruitteler.

Weer later, eind veertiger jaren,  dient zich een gelegenheid aan om een loonspuitbedrijf over te nemen.   Daarvoor moest je natuurlijk wel met z’n tweeën zijn. Zijn plannen werden met een buurjongen, ook nog eens zijn vriend, doorgenomen en ja hoor de jonge ondernemers gaan een samenwerkings- overeenkomst aan en starten hun bedrijf.  Het contract werd steeds stilzwijgend verlengd en heeft ruim 50 jaar geduurd.   Johan kijkt terug op een succesvolle samenwerking.    Er prijkt nog steeds een foto van de inmiddels overleden compagnon in de fotogalerij van “Huize Johan”.

Voor beide compagnons wordt een jeep aangeschaft;

hup de spuitwagens er achter en spuiten maar met die gewasbeschermingsmiddelen.   Al vrij snel wordt het wagenpark uitgebreid met tractoren.  Het gebeurde in een tijd dat er geen of nauwelijks veiligheidseisen werden gesteld aan de producten, die werden verneveld.    Hun overals werden al snel egaal geel. Ze werkten zonder maskers en liepen dan ook snel rond als de grote vergelers.

Hun gele haar lieten ze uitgroeien en tegen de tijd dat de oude kleur weer zichtbaar was, begon het spuitseizoen opnieuw.   Achteraf gezien is het gelukkig goed afgelopen; de compagnons konden zonder noemenswaardige gezondheids- problemen hun werk doen.

Ook zorgden de maatjes op bestelling voor bemesting met kunstmest- stoffen.   De meststoffen werden via treinwagons aangeleverd op het goederenrangeerterrein,nabij het vroegere seinhuis, van de Putkop, waar ook kolen en veevoer voor andere ondernemers per trein werden aangeleverd.

De compagnons wilden meer en begonnen heel voorzichtig met het pachten van fruit. Dat pachten  gaat als volgt in z’n werk.

Een paar weken voor de oogst wordt er via de notaris een publieke verpachting van fruit aangeboden. De geïnteresseerden kennen veelal de boomgaard en maken na een aantal rondjes een inschatting van de kwaliteit en hoeveelheid van appels en peren die geoogst zouden  kunnen worden.    Het zal duidelijk zijn dat je wel de nodige kennis in huis moest hebben om reële inschattingen te kunnen maken.

En dan zijn er risico’s; want ingeval van bijvoorbeeld hagelschade kon je als pachter ook nog eens de klos zijn!    Als startend ondernemer kon je natuurlijk niet te veel grote financiële missers hebben.

Het fruit van de eerste boomgaard die gepacht werd, kwam uit de bomen rondom de Kloosterhoeve, eigendom van de familie Van der Neut.   In Vleuten werd de oogst van een perceel sterappels gepacht en in Breeveld het fruit van de families Verweij en Bennink Bolt.

Tot zover het eerste deel van mijn bijdrage over Johan.

Alvorens we naar de pauze overgaan toch nog even iets wat ik met jullie wil delen.

Tijdens mijn werkzame leven kreeg ik een nieuwe secretaresse toegewezen. Op een gegeven moment rinkelde de telefoon; verbaasd

keek ik naar mijn nieuwe aanwinst en vroeg haar “neem je de hoorn niet op?”  “Waarom?” zegt ze, “het is mijn eerste werkdag en niemand van mijn kennissen weet dat ik hier ben gaan werken, dus het zal wel iemand voor u zijn”.

Tijdens de pauze is er volop gelegenheid om oude herinneringen op te halen, een drankje te drinken en te genieten van de foto-collage van Carl Siegert

Na de pauze 

Zo en nu deel twee van mijn bijdrage over Johan.
En dan komt er een moment dat de compagnons eigen bomen gaan planten. Dat gebeurde op percelen grond die Johan’s ouders op pachtbasis in beheer hadden. In het begin was er dus sprake van een soort onderpacht. Later heeft Johan  het melkveebedrijf en de pacht over kunnen nemen van zijn ouders. Naarmate er meer fruitbomen werden geplant, werd de veestapel kleiner.

Het hebben van fruitbomen betekende natuurlijk niet dat er direct na de aanplant fruit geplukt kon worden. De kosten gaan voor de baten uit. Vanaf het 4e, 5e jaar kan er, als de weergoden geen roet in eten gooien, geoogst worden.

Maar Johan vertel; er moesten twee gezinnen leven van de fruitteelt, hadden jullie dan zoveel spaargeld om de magere jaren te overbruggen?  “Oh nee hoor, we liepen onze tijd ver vooruit; we waren een soort zzp’ers. Ik vraag hem zzp’ers? “Ja, Zelfstandigen Zonder Poen We hadden geen huishoudelijke zorgen; we staken de benen onder moeders tafel.   Johan, die uitdrukking ken ik niet, vertel.  Nou als er nauwelijks inkomsten zijn, is het toch fijn als je bij je ouders kunt aanschuiven om een hapje mee te eten.

De compagnons creëerden ook eigen inkomstenbronnen; zo werd Johan ook nog mestkuiken fokker. Dat was op contractbasis vetmesten van kuikens voor de vleesproductie; daar stond een periode van 7 weken voor. Aan de bouw van de kippenhokken heb ik in mijn schooltijd nog volop meegewerkt.

Met de komst van tractoren en cirkelmaaiers werden maaiwerkzaamheden aan de loonwerkdiensten toegevoegd.

Voor de opslag van het materieel werd er naast de woning een grote loods  op erfpacht gebouwd.

Na het overlijden van de landheer werd de grond “via de rentmeester te koop aangeboden en door Johan aangekocht.

 Zoals zojuist gezegd moet de jonge aanplant een paar jaar gedijen voordat er geoogst kan worden. De compagnons verbouwden groente en aardbeien onder de bomen; deze teelt werd door Johan onderteelt genoemd.

Ook ik heb daar kilo’s bonen en aardbeien geplukt. Natuurlijk waren er veel meer plukkers.

Als Johan in alle vroegte voor bouwmaterialen met de tractor op pad gaat, gebeurt er iets wat hij gelukkig nog kan navertellen. Midden op een spoorweg- overgang ziet hij een trein naderen; tijdig doorrijden was niet meer mogelijk. Wel kon hij nog ternauwernood van de tractor springen. De trekker was natuurlijk rijp voor de sloop. Er zat duidelijk een engeltje op zijn schouder. Na het bekomen van de schrik werd duidelijk dat hij verblind door de opkomende zon op de overweg terecht was gekomen en de naderende trein niet zag aankomen.

Bij  één van de grootste spuitklanten, aan de Breeveld, hebben de compagnons jaren fruit gepacht.   Het fruit kwam uit een boomgaard met hoogstammen.    Ook daar heb ik in mijn jonge jaren in de bomen gestaan.   De plukker had een leer met wel 15 tot 25 sporten om in de boom te zetten.   Johan wist je goed te instrueren hoe de ladder in de boom gezet moest worden, om vallen te voorkomen; “altijd wegzetten naar het hart van de boom”.   Je ging met een leeg plukschort de boom in en probeerde weer vol, met  zo’n 20 kilo, af te dalen.

In de eigen boomgaarden werden laagstam fruitbomen aangeplant.   De groei van de bomen wordt beïnvloed door goed te snoeien.

In de beginjaren ging het fruit in het plukschort; al vrij snel daarna werd de plukmand en de plukbus geïntroduceerd. Deze innovatie was aanmerkelijk minder belastend voor nek en schouders. Het fruit uit schort, mand en bus werd voorzichtig geleegd in fruitkisten. Weer later werd de plukslee ingevoerd; de fruitkist stond op een soort slede, die je zelf moest voorttrekken.   Je plukte rechtstreeks in de fruitkist.

Zodra die vol was zette je de kist op de grond en ging je verder met een lege.    Als de appels  te nat waren om te plukken reed de nevelwagen rond, om het fruit droog te blazen, waarna alsnog geplukt kon worden. Het meest zware werk bestond uit het uit de boomgaard ophalen van volle kisten en het daarna opstapelen in het koelhuis.  De onderste zes à zeven kisten waren nog wel redelijk te doen, maar daarna moesten de volle kisten op de bok en vanaf de bok werd er verder gestapeld tot wel 12 hoog. Ik was toen al stevig en werd dan ook regelmatig ingezet voor dat zware werk..

Weer later – en nu nog steeds - rijden  er treintjes door de boomgaard; tractoren met zo’n 4 tot 5 wagons voorzien van grote fruitkisten goed voor zo’n drie- tot vierhonderd kilo fruit per kist. Het fruit werd soms tijdens de pluk al gedeeltelijk verkocht; de prijsstelling was natuurlijk wel afhankelijk van vraag en aanbod. Voor de verdere verkoop was het dagelijks de marktprijzen blijven volgen en op het juiste moment het fruit van de hand doen.   Je kon het fruit gesorteerd, dan wel ongesorteerd verkopen.   De  sorteerder haalt het aangetaste, zeg maar rottende fruit er tussenuit en let vervolgens op  kwaliteit, vormgeving en grootte van de vrucht. In de beginjaren ging alles handmatig; later werd de sorteermachine met uitsluitend sortering op grootte ingezet, hetgeen een enorme versnelling van het sorteerwerk betekende. Natuurlijk kon je de plank ook flink mis slaan, als je bijvoorbeeld voor de hoofdprijs wilde gaan en te lang wachtte met de verkoop van het fruit.

Maar voor de oogst uit komt er ook het nodige kijken; denk maar eens aan het vele snoeiwerk tijdens de wintermaanden. Het op de juiste wijze snoeien is mede bepalend voor de groei en bloei van boom en fruit. En natuurlijk wordt er meerdere keren per jaar gespoten met gewasbeschermings-middelen. O ja en tussendoor wordt ook het gras nog even gemaaid. En dan zijn er natuurlijk nog de weersomstandigheden, die een oogst negatief kunnen beïnvloeden, zoals hagel, vorst, koude, droogte, storm en wind. Er was in de periode van Johan geen beregeningsinstallatie die ingeval van vorst kon worden ingezet om de bloesem te beschermen. Het fruitbedrijf is inmiddels door de zoon van Johan overgenomen.

Tot een paar jaar geleden snoeide Johan (nu 95 jaar oud) volop mee. Ook tijdens de pluk was hij altijd van de partij.

Met lunchtijd stapte hij op de fiets om even thuis te eten, wat te rusten en weer terug te komen. Toen het fietsen wat moeilijker ging werd de auto ingezet; je kon Johan dan ook weer overal in de boomgaard tegenkomen. Op zekere dag kwam de auto aan de rand van een sloot verzakt te zitten. Met behulp van een tractor kon de auto weer vlot getrokken worden. Johan kreeg een duidelijke boodschap mee van zijn zoon: “Pa, nu wil ik je niet meer met de auto in de boomgaard zien”. Na een kwartiertje hoorden en zagen we een tractor aankomen.

Johan was weer terug; natuurlijk zonder auto, dat dan weer wel. Er stond nog een onbemande tractor in de schuur en tractor rijden was hem toch niet verboden.

Johan bleef de helpende hand bieden; tijdens de laatste pluk kwam Johan op zijn scootmobiel naar zijn vertrouwde boomgaard.

Nadat de scootmobiel een paar keer stevig verzakt heeft gezeten, laat hij het volgende aan zijn zoon weten: 

“Jongen het wordt me nu te zwaar, ik denk dat je vader je niet meer kan helpen”.

Een speciaal woord van dank gaat uit naar mijn  informant Johan, die vorige maand de leeftijd van 95 jaar heeft mogen bereiken.

Zo dit was het dan; praat nog even gezellig verder onder het genot van een drankje en loop nog eens langs de foto-collage van Carl.

Hartelijk dank voor jullie aandacht.

 

  •